Over bioveiligheid in de rundveeproductie

Over bioveiligheid in de rundveeproductie

Wat is bioveiligheid?

Bioveiligheid op een rundveebedrijf omvat alle maatregelen die genomen worden om het risico op insleep en verspreiding van ziektekiemen te minimaliseren en zodoende de runderen en het bedrijf gezond te houden. Door het nemen van deze bioveiligheidsmaatregelen en het uitvoeren van een efficiënt management tracht men de dieren op het bedrijf zo goed mogelijk te vrijwaren van zowel endemische als epidemische ziekten (Barceló en Marco, 1998; Amass en Clark, 1999; Damiaans et al., 2018).

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de externe en de interne bioveiligheid.

De externe bioveiligheid richt zich op de contactpunten van het bedrijf met de buitenwereld en probeert te voorkomen dat ziekteverwekkers uw bedrijf binnenkomen of buitengaan. Dit geldt zowel voor de exotische ziekten, die normaal niet in een land voorkomen, als voor de endemische ziekten, die algemeen voorkomen binnen een land en afwezig kunnen zijn op een specifiek bedrijf maar niet op een ander bedrijf in hetzelfde land (Ribbens et al., 2008). Alle maatregelen die genomen worden om de spreiding binnen een bedrijf tegen te gaan, vallen onder de noemer van interne bioveiligheid (Laanen et al., 2010; Anonymous, 2010).

Waarom bioveiligheid?

Het hoofddoel van bioveiligheidsmaatregelen bestaat eruit de infectiedruk in een bedrijf steeds zo laag mogelijk te houden. Door een verlaging van de algemene infectiedruk wordt het immuunsysteem van een dier minder belast, met een kleinere kans tot ziektedoorbraak als gevolg en daarbij aansluitend een beter dierenwelzijn.

Door de potentiële risico’s voor een ziekte uitbraak te doen dalen op basis van gerealiseerde bioveiligheidsmaatregelen kunnen ook andere gunstige consequenties voor het bedrijf vastgesteld worden. Zo werd er geconstateerd in meerdere studies bij varkens, maar dit kan zeker ook doorgetrokken worden naar de rundveeindustrie, dat bioveiligheid een positieve correlatie vertoont met de productieresultaten (zoals bijvoorbeeld de dagelijkse groei) en de rentabiliteit van een bedrijf en dat het antibioticumgebruik van een varkenshouder sterk gereduceerd kan worden indien verschillende bioveiligheidsmaatregelen geïmplementeerd worden in het productieproces (Laanen et al., 2011; Corrégé et al., 2012; Siekkinen et al., 2012; Laanen et al., 2013; Postma, 2016a; Postma et al., 2016b; Postma et al., 2016c, Postma et al., 2016d). Bovendien zal een afname van het antibioticumgebruik binnen de dierlijke productie zorgen voor een verminderde antibioticumresistentie en dit komt ons allemaal ten goede (Angulo F.J., 2004; Chantziaras et al., 2014).

Ziektetransmissieroutes

Binnen het geheel van ziekteoverdracht zijn niet alle transmissieroutes van even groot belang. Het is dan ook niet eenvoudig om de verschillende routes die pathogenen kunnen volgen te rangschikken volgens relevantie. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van de grote variatie die er bestaat onder de pathogene kiemen aangaande hun adaptatievermogen om een levend wezen te infecteren, zoals bijvoorbeeld hun overlevingskans in de omgeving. Hieruit volgt dat niet alle bioveiligheidsmaatregelen evenveel bijdragen in de preventie van specifieke infectieuze ziekten  (Dewulf en Van Immerseel, 2018).

Direct contact tussen dieren wordt beschouwd als dé belangrijkste transmissieweg van infectieuze kiemen. Er zal dus vaak meer aandacht besteed worden aan de bioveiligheidsmaatregelen met betrekking tot het vermijden van direct contact tussen dieren dan aan de maatregelen die getroffen worden om indirecte overdracht via bijvoorbeeld werkmateriaal of personen te verhinderen (Amass, 2003a; Pritchard et al., 2005; Amass en Baysinger, 2006). 

Een aanvullende maar niet onbelangrijke factor hierbij is de frequentie waaraan een pathogeen de kans krijgt om via een specifieke weg een dierlijke populatie binnen te dringen. Zo kan een minder cruciale transmissieweg toch erg belangrijk worden wanneer deze meerdere keren een ingang kan betekenen voor infectieuze kiemen (Fèvre et al., 2006; Laanen et al., 2013).

Om het gecombineerde risico (kans op transmissie x frequentie) te berekenen kan gebruik gemaakt worden van volgende formule:

P = 1-(1-p)n

met p = de kans op ziektetransmissie per event, n = het aantal events en P = gecombineerde risico (probabiliteit).

Voorbeeld

Als u ervan uit gaat dat een bepaalde transmissieroutes slechts één kans op 1000 (= 0,1%) heeft om ook effectief de ziekte over te dragen en je weet ook dat deze route 50 keer per jaar optreedt (vb. wekelijkse activiteit), dan is de kans op ziekte overdracht op het einde van het jaar = 1-(1-0,001)50 = 4,88% (Dewulf, 2017).

De kans op ziekteoverdracht via een specifieke transmissieroute die een kans heeft van 1 op 50 (= 2%) om de ziekte over te brengen, maar die slechts twee keer per jaar optreedt, is daarentegen 1-(1-0,02)2 = 3,96%.

(Laanen et al., 2010)

U moet u er dus sterk van bewust zijn dat iedere, ook de minder belangrijke, transmissieroute een potentieel risico kan vormen voor de insleep en spreiding van een infectieuze ziekte en dat daarom waakzaamheid op alle bioveiligheidsniveaus steeds heel belangrijk zal zijn voor het bedrijf.

Onderstaande figuur illustreert het relatief belang van de verschillende transmissieroutes van pathogenen tussen bedrijven (Laanen et al., 2010).

Rangschikking van enkele transmissieroutes naar risico

Externe bioveiligheid

Aankoop en voortplanting

Ziektetransmissie van dier naar dier

Het binnenbrengen van nieuw rundvee na aankoop is een van de meest beschreven risicofactoren voor het introduceren van ziektekiemen op het bedrijf (Valle et al., 1999; Boelaert, 2005; Cuttance & Cuttance, 2014). Hoewel het risico op binnenbrengen van ziektekiemen afhankelijk is van de frequentie waarmee nieuwe dieren worden aangekocht en het type dier dat wordt aangekocht (bv. jongvee, stieren voor reproductie, drachtige koeien, lacterende koeien), blijft elke introductie van nieuw rundvee op het bedrijf een risico voor het binnenbrengen van ziekte. Daarom is het algemene advies om het aankopen van dieren zoveel als mogelijk te vermijden. Het gebeurt dat nieuwe dieren toch dienen aangekocht te worden, bv. een stier voor reproductie wanneer het drachtigheidspercentage na kunstmatige inseminatie te laag is, of jonge vrouwelijke dieren wanneer er te veel mannelijke kalveren geboren worden.

Wanneer de aankoop van dieren noodzakelijk is, dienen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te worden om de verspreiding van ziekte via direct en indirect contact te vermijden. Deze maatregelen zijn nog meer van belang in de kalverhouderij aangezien de aankoop van dieren daar onvermijdelijk is.

Wanneer rundvee vervoerd wordt dient contact met rundvee (of andere dieren) met een ongekend ziektestatuut vermeden te worden (Mee et al., 2012). Bij voorkeur is enkel het rundvee aanwezig op het transportvoertuig dat besteld is voor het bedrijf. Wanneer een eigen transportvoertuig gebruikt wordt, is men ook zeker of het voertuig grondig gereinigd en ontsmet werd voorafgaand aan het transport.

Productiecyclus

Kalverbedrijven zijn een uitzondering aangezien zij doorgaans al hun dieren aankopen, die vaak van verschillende oorsprongsbedrijven komen. Desondanks is het aantal keer dat aangekocht wordt van belang. Daarom zijn productierondes best niet korter dan 6 maanden, en bij voorkeur langer dan 9 maand. Aan het begin van de productieronde dient elk compartiment zo snel mogelijk gevuld te worden zodat het leeftijdsverschil (nooit meer dan 2 weken) tussen de dieren die in direct contact staan met elkaar zo klein mogelijk is.

Oorsprongbedrijven met een hogere sanitaire status

Het risico op insleep van ziekte kan beperkt worden door rundvee aan te kopen van een bedrijf met een gelijk of hoger sanitaire statuut en gezondheidsmanagement dan het eigen bedrijf (Griffin et al., 2010; Sweiger & Nichols, 2010). Wanneer uw bedrijf een SPF-statuut (Specific Pathogen Free) heeft voor een bepaalde ziekte (bv. IBR, BVD), is het aangeraden om enkel dieren aan te kopen van bedrijven met een gelijke of hogere gezondheidsstatus. Bedrijven die een SPF-statuut willen verkrijgen voor bepaalde ziekten hebben meestal een goed algemeen gezondheidsmanagement en bijgevolg is er minder optreden van andere ziekten. Ook bij de aankoop van sperma, embryo's en colostrum dient aandacht besteed te worden aan de gezondheidsstatus van het bedrijf of instituut van oorsprong.

Aantal oorsprong bedrijven beperken

Om het risico op insleep van bepaalde ziekten te vermijden, wordt aangeraden om het rundvee aan te kopen van een zo minimaal aantal oorsprongsbedrijven (Edwards, 2010; Mee et al., 2012). Rundvee dient altijd aangekocht te worden van de primaire bron. In het bijzonder voor kalverbedrijven kan dit een probleem zijn aangezien de kalveren veelal van verschillende bedrijven afkomstig zijn. In dat geval dienen de kalveren opgedeeld te worden in kleine risico groepen, afhankelijk van hun ziektestatuten (Pardon, 2012).

Protocol bij aankomst dieren

Ook wanneer rundvee wordt aangekocht van bedrijven met een gelijk of hoger sanitair statuut en gezondheidsmanagement dan het eigen bedrijf, dient de individuele ziektestatus van aangekochte dieren gecontroleerd te worden door het testen van de dieren, bij voorkeur op het oorsprongsbedrijf (Gorden & Plummer, 2010). Op deze manier vermijd je dat ziekte dieren het bedrijf betreden en wanneer een test positief uitvalt, kan de aankoop geannuleerd worden. Men dient er bedacht op te zijn dat dieren drager kunnen zijn van andere ziekteverwekkers (bv. Mortellaro, Psoroptes ovis schurft, Staphylococcus aureus mastitis, Q-koorts) dan deze waarvoor ze getest worden. Het wordt aangeraden om melkstalen van de lacterende koeien te testen en ook de maternale immuniteit te controleren bij kalveren onder de 4 maanden oud.

Quarantaine is heilig

Wanneer de dieren op het bedrijf aankomen, dienen zij in quarantaine te gaan, t.t.z. de dieren worden in isolatie geplaatst waar ze geen contact hebben met de eigen kudde voor een duur van ten minste 21 dagen (Maunsell & Donovan, 2009; Gorden & Plummer, 2010; Raaperi et al., 2014). het dient benadrukt te worden dat de quarantaineperiode niet vervangen kan worden door het testen van de dieren aangezien ze nog steeds drager kunnen zijn van andere ziekten dan deze waarvoor getest wordt. De quarantaineperiode zorgt ervoor dat de nieuwe dieren zich kunnen aanpassen aan het bedrijf (bv. voeder, klimaat) en vermijdt dat aangekochte dieren een ziekte kunnen overdragen naar de reeds aanwezige kudde. De aangeraden duur van isolatie varieert naargelang de ziekte. Voor ziekten met een korte incubatieperiode is een periode van drie tot vier weken geadviseerd (Wells et al., 2002; Barrington et al., 2002; Callan & Garry, 2002; Villarroel et al., 2007; Maunsell & Donovan, 2008). Een goede quarantaine vermijdt verspreiding via direct contact maar ook via indirect contact (bv. aerosols). Daarom is de quarantaine bij voorkeur een apart gebouw waar geen andere dieren aanwezig zijn (Edwards, 2010). Een weide of een oud gebouw kan dienst dien als quarantaine. Men dient de volgende zaken in acht te nemen:

-Een quarantaineperiode van drie tot vier weken is onvoldoende voor ziekten met een lange incubatieperiode, bv. paratuberculose;

-Wanneer lacterende dieren worden aangekocht, worden deze dieren bij voorkeur in de quarantaine gemolken om te vermijden dat ziekteverwekkers in de melkstal komen;

-Wanneer drachtige dieren worden aangekocht, gebeurt de kalving bij voorkeur in de quarantaine waarbij het nieuwgeboren kalf onmiddellijk getest wordt na de geboorte (voor de opname van colostrum) en in quarantaine verblijft tot de resultaten beschikbaar zijn;

-Het all-in/all-out principe moet toegepast worden voor de dieren in de quarantaine. De quarantaine moet volledig leeg zijn na weghalen van de dieren zodat de stal gereinigd en ontsmet kan worden.

Indirecte ziekteoverdracht tussen rundvee in de quarantaine is mogelijk door personen die de quarantainezone betreden, het materiaal dat gebruikt wordt en het voeder en water voor de dieren. Specifieke kledij en schoeisel (en/of desinfectie voetbaden) dienen aanwezig te zijn aan de ingang van de quarantaine, en mogen alleen hier gebruikt worden. Iedereen die toegang tot de quarantaine wil, dient gebruik te maken van deze voorzieningen. Bij voorkeur worden de handen gewassen bij binnenkomen en verlaten van de quarantaine area (Edwards, 2010). Er wordt tevens aangeraden aan de veehouder om de quarantaine pas als laatste van de werkdag te bezoeken. Specifiek materiaal (bv. voedermateriaal) dient aanwezig te zijn voor de quarantaine en mag niet gebruikt worden elders op het bedrijf. Voeder dat aanwezig is in de quarantaine mag niet gebruikt worden om de eigen kudde te voederen (Edwards, 2010; Gorden & Plummer, 2010).

Het gebeurt dat rundvee het bedrijf verlaat om nadien terug te keren, bv. een stier voor reproductie die gedeeld wordt met andere bedrijven of voor wedstrijden, markten. Deze dieren moeten ook in quarantaine wanneer ze terugkomen naar het bedrijf, volgens dezelfde principes als hierboven aangegeven (Gorden & Plummer, 2010).

Ziekteoverdracht via genetisch materiaal

Venerische overdracht van ziekten is een risico bij alle voortplantingsactiviteiten, natuurlijke inseminatie door een of meerdere reproductiestieren maar ook kunstmatige inseminatie. Om deze risico's zoveel als mogelijk te beperken wordt het sperma van de reproductiestieren best getest voor overdraagbare ziekten. Wanneer sperma wordt aangekocht, wordt dit best gedaan van een instituut met een gelijk of hoger gezondheidsstatuut dan het eigen bedrijf.

Transport en karkasverwijdering

Transport en ziekteverspreiding

Hoewel diertransport aanzien wordt als de grootste oorzaak van ziekteverspreiding, mogen (professionele) bezoekers en transportvoertuigen die het bedrijf binnenkomen niet vergeten worden wanneer een bioveiligheidsstrategie wordt uitgedacht op het bedrijf (Alvarez et al., 2011). Het risico op ziekteverspreiding hangt ondermeer af van het type transport: bv. de transportwagen van het destructiebedrijf heeft een hoger bioveiligheidsrisico dan de transportvoertuigen voor het voeder (Ribbens et al., 2009). Om die reden dient de kadaveropslag zo dicht mogelijk bij de openbare weg te liggen om te vermijden dat de voertuigen van het destructiebedrijf het bedrijfsterrein dient te betreden. Hoewel voeder- en melkcollectievoertuigen zelden in contact komen met dieren op het bedrijf (Nöremark et al., 2013), moeten deze voertuigen beschouwd worden als een bioveiligheidsrisico aangezien ze verschillende bedrijven per dag bezoeken (Ribbens et al., 2009). Om deze reden dienen alle voertuigen die het bedrijf binnenkomen door een desinfectiebad te gaan.

Rundveestallen zijn georganiseerd op een manier dat tractoren gemakkelijk de terreinen kunnen betreden om de dieren te voederen en de stallen te reinigen. Dit betekent echter ook dat voertuigen van professionele bezoekers gemakkelijk het bedrijf kunnen betreden. Op deze manier kunnen de voertuigen dicht bij de dieren komen en gaan bezoekers minder geneigd zijn om de route te nemen die via de hygiënesluis gaat. Om deze redenen is het aangeraden dat voertuigen niet toegelaten zijn tot de bedrijfsterreinen en dat er een parkeerplaats voorzien is dicht bij de hygiënesluis. Voeder moet geleverd worden en tankmelk moet verzameld worden zonder dat de chauffeur in de stallen moet zijn.

Wanneer rundvee het bedrijf verlaat moet het transportvoertuig leeg, gereinigd en ontsmet zijn voor aankomst op het bedrijf (Crookshank et al., 1979). Regelmatig is er al rundvee van andere bedrijven aanwezig op het transportvoertuig. Daarom wordt aangeraden dat de veehouder het voertuig niet betreedt wanneer de dieren worden geladen, om op deze manier contact met rundvee van andere bedrijven te vermijden. De chauffeur zou geen toegang mogen krijgen tot de stallen om contact met de dieren te vermijden. Rundvee dat het bedrijf verlaat kan naar een apart gebouw of een laadkaai verplaatst worden. Bv. mannelijke melkveekalveren worden verkocht op jonge leeftijd en kunnen ondergebracht worden op een andere locatie dan deze waar de vrouwelijke kalveren verblijven, aangezien deze laatste op het bedrijf blijven. 

Wanneer materiaal gedeeld wordt met andere bedrijven, zoals bijvoorbeeld een transportvoertuig, dient dit gereinigd en ontsmet te worden alvorens terug te keren naar het bedrijf (Brennan et al., 2008).

Kadavers en ziekteverspreiding

De doodsoorzaak van elk dier kan infectieus zijn, daarom worden dode dieren best zo snel mogelijk verwijderd van het bedrijf om te vermijden dat er verspreiding is van ziekte door direct en indirect contact.

Tot het moment dat de kadavers worden opgehaald door het destructiebedrijf worden ze best opgeslagen in een aparte opslagruimte met minstens een hard vloeroppervlak (Smart et al., 1982). Bij voorkeur bevindt deze opslagruimte zich zo dicht mogelijk bij de openbare weg om te vermijden dat voertuigen van het destructiebedrijf de bedrijfsterreinen moeten betreden. 

Bij manipulatie van karkassen worden best wegwerphandschoenen gebruikt, en/of worden handen en alle materiaal voor manipulatie best gereinigd en ontsmet na afloop. Bovendien wordt het geadviseerd om de opslagplaats voor kadavers na elk gebruik te reinigen en ontsmetten. Om ziekteverspreiding door ongedierte, honden en katten te vermijden, moet de opslagplaats goed afgesloten zijn. Afvalwater wordt best verzameld in een put.

Voeder en water

Voeder en ziekteverspreiding

Besmetting van voeder met ziekteverwekkers en/of mycotoxines kan gebeuren tijdens alle fasen van de voederproductie en -opslag. Gewassen kunnen besmet worden tijdens bemesting van de naburige gewassen. Daarom moet men er bedacht op zijn wanneer mest van andere bedrijven gebruikt wordt in de nabijheid van de eigen gewassen en weiden. Bovendien kunnen excreties en secreties van dragerdieren het voeder contamineren (Maciorowski et al., 2007). Alle voedermateriaal moet na gebruik grondig gereinigd worden om mogelijke overgebleven bronnen van besmetting te verwijderen. Duidelijke richtlijnen voor het hanteren en opslaan van voeder moeten opgesteld worden om de groei van ziekteverwekkers en/of de productie van mycotoxines te vermijden, bv. door toevoegen van bewaringsmiddelen voor het behouden van de pH.

Drinkwater en ziekteverspreiding

Besmetting van het drinkwater kan gebeuren aan de bron, in een opslagtank, in de leidingen of aan de afvoerkanalen. Daarom is het aangeraden twee keer per jaar de kwaliteit van het drinkwater te controleren door bacteriologische en chemische analyse op deze verschillende plaatsen. De troggen waar de dieren drinken moeten regelmatig gecontroleerd en gereinigd worden om besmetting met mest, urine en voeder tegen te gaan. Daarom worden de troggen ook beter wat hoger geplaatst en ver verwijderd van de voederplaatsen (Wright, 2007).

Om besmetting van voeder of drinkwater door ongedierte, vogels, honden en katten te vermijden moet de toegang tot de voederopslagplaatsen en de waterreservoirs zoveel mogelijk verhinderd worden.

Bezoekers en personeel

Ziekteverspreiding tussen mens en dier

Er komen regelmatig professionele bezoekers op een rundveebedrijf (Nöremark et al., 2013; Sarrazin et al., 2014). Deze bezoekers komen voor werk-gerelateerde oorzaken naar het bedrijf en komen in contact met de kudde. Behalve dierenartsen zijn andere professionele bezoekers bijvoorbeeld de inseminator, de handelaar, de voedertransporteur, het destructiebedrijf, de klauwbekapper en eventueel andere dierverzorgers (personeel).

Heel vaak kan dit (professioneel) bezoek vrij rondlopen op het bedrijf en de stallen betreden waar zich dieren bevinden (Sarrazin et al., 2014). Echter het is aangeraden dat elke bezoeker enkel het bedrijf kan betreden na inlichten van de veehouder en dat de stallen enkel worden betreden samen met de veehouder. Praktische tips hierbij zijn het omheinen van het bedrijf, de ingang afsluiten met een hekken, zorgen dat het telefoonnummer van de veehouder zichtbaar is en het plaatsen van signalisatieborden om bezoekers te wijzen op het feit dat ze niet zomaar het bedrijf en de stallen kunnen betreden.

Hygiënische maatregelen

Andere bioveiligheidsmaatregelen zijn het gebruik van bedrijfsspecifieke kledij en schoeisel, goed onderhouden desinfectie voetbaden en het wassen van de handen of dragen van handschoenen alvorens de stallen te betreden (Villarroel et al., 2007; Nöremark et al., 2013). Deze basisregels zijn best zo toegankelijk mogelijk voor alle bezoekers, aangezien in het verleden werd gezien dat ondanks het feit dat deze maatregelen aanwezig zijn op de meeste rundveebedrijven, de maatregelen zelden worden toegepast (Sarrazin et al., 2014). Het dient benadrukt te worden dat niet enkel de dierenarts maar alle (professionele) bezoekers een mogelijke bron van indirecte besmetting kunnen zijn. In een recente studie werd opgemerkt dat de bioveiligheidsmaatregelen aan de ingang van het bedrijf niet door iedereen op eenzelfde manier werden toegepast: dierenartsen gebruikten beschermende kledij en schoeisel vaker dan de inseminator, gevolgd door de handelaar (Sarrazin et al., 2014). Een hygiënesluis waar bezoekers van kledij kunnen wisselen en hun handen kunnen wassen moet vlot toegankelijk zijn, waardoor men eerst deze hygiënesluis moet binnenkomen alvorens naar de stallen te gaan.

Alle inkomende en uitgaande bewegingen van de stallen vormen een risico voor ziekteverspreiding door indirect contact, inclusief de bewegingen van de medewerkers. Daarom wordt het aangeraden dat medewerkers geen andere bedrijven bezoeken en dat dezelfde maatregelen genomen worden zoals hierboven beschreven door alle medewerkers en de veehouder alvorens de stallen te betreden.

Ongediertebestrijding en andere dieren

Ziektetransmissie van dier naar dier

Vaak is direct contact mogelijk tussen het eigen rundvee en de dieren van een ander bedrijf, door aanliggende weides of gemeenschappelijke paden, wat een hoog risico vormt voor ziekteverspreiding. Bovendien is ziekteoverdracht tussen rundvee van verschillende bedrijven mogelijk wanneer ze toegang hebben tot hetzelfde oppervlakte water op de weides. Daarom zou als algemene regel moeten gelden dat contact op eenzelfde of nabijgelegen weides vermeden moet worden. Wanneer dit mogelijk is, kunnen dubbel omheinde weides het risico op ziekteverspreiding verminderen (Valle et al., 1999; Nafstad & Gronstol, 2001; Raaperi et al., 2014). Deze risico's bestaan ook bij contact met andere diersoorten (schapen, geiten, varkens, pluimvee, ...) en andere kuddes van hetzelfde bedrijf (bv. contact tussen vleesvee en kalveren op eenzelfde bedrijf). Echter voor ziekten die niet via de lucht worden verspreid zoals BVD, is een afstand van minstens 3 meter aangeraden (Laureyns et al., 2010). Een andere aanbeveling is om hoge-risicogroepen (t.t.z. infectie van deze dieren zou grote gevolgen met zich meebrengen, bv. abortus van drachtige dieren) op weides te zetten die geen omringende weides hebben. Indirect kunnen gewassen besmet worden tijdens de bemesting van nabijgelegen gewassen. Men dient hier bedacht op te zijn wanneer mest van andere bedrijven gebruikt wordt op gewassen die dicht bij de eigen weides of gewassen gelegen zijn. Ook kunnen secreties en excreties van dragerdieren het voeder contamineren (Maciorowski et al., 2007).

Controlemaatregelen

De aanwezigheid van ongedierte, insecten, wilde vogels en straatkatten is moeilijk te vermijden op rundveebedrijven. Ook zijn regelmatig huisdieren (honden en katten) aanwezig. Om de verspreiding van ziekte te vermijden via deze dieren (bv. Neosporose, Leptospirose), dient hun toegang tot de stallen, de mestopslag en de voederopslag zoveel als mogelijk vermeden te worden door het afsluiten of afschermen van deuren, ramen en openingen, en het plaatsen van vallen (Synge et al., 2003; Fossler et al., 2005; Nielsen et al., 2007). Katten worden ook beter niet gebruikt als ongediertebestrijding. Het wordt aangeraden ongedierte te bestrijden met vallen of gif.

Interne bioveiligheid

Gezondheidsmanagement

Zieke dieren

Een ziekenboeg is een ruimte waar zieke dieren worden ondergebracht om te vermijden dat ziekteverspreiding optreedt naar de andere dieren van de kudde via direct of indirect contact (bv. aerosols) (Gorden & Plummer, 2010; Maunsell et al., 2011). Een ziekenboeg mag nooit als afkalfbox gebruikt worden of omgekeerd (Fossler et al., 2005). Na elk gebruikt moet de ziekenboeg leeg zijn zodat grondige reiniging en ontsmetting kan gebeuren (Edwards, 2010).

Wanneer lacterende dieren ziek zijn, wordt geadviseerd deze te melken in de ziekenboeg of, wanneer dit niet mogelijk is, als laatste dier in de reguliere melkstal om contact met gezonde dieren te vermijden (Hage et al., 2003; Fossler et al., 2005). Indien het laatste gebeurd moet extra aandacht besteed worden aan het reinigen en ontsmetten van alle materiaal om te melken dat ook gebruikt wordt voor de gezonde dieren.

Chronisch geïnfecteerde dieren (bv. paratuberculose, BVD virus persistent geïnfecteerde dieren, chronische subklinische mastitis, ...) vormen een continue bron van infectie en produceren bovendien suboptimaal. Ze worden best verwijderd van het bedrijf. Deze dieren worden echter vaak aangehouden in de kudde of in isolatie tot het moment van slachten, maar dit moet afgeraden worden door het hoge risico op verspreiding van ziekte via direct in indirect contact.

Maatregelen tussen compartimenten

Net zoals de quarantaine best de laatste plaats is die een veehouder bezoekt op zijn werkdag, dienen zieke dieren bezocht te worden na de gezonde dieren (Maunsell et al., 2011). Dezelfde bioveiligheidsmaatregelen om indirecte ziekteverspreiding in de quarantaine te vermijden, kan toegepast worden op de ziekenboeg: het gebruik van specifieke kledij, wassen van de handen voor en na elk contact met ziek dieren en specifiek materiaal dat enkel gebruikt wordt voor de ziekenboeg, zijn ten stelligste aangeraden.

Indien meerdere dieren in eenzelfde groep ziek zijn, is het soms een betere keuze om een hele unit te isoleren en specifieke laarzen en kledij te voorzien voor deze groep, dan meerdere dieren individueel te verplaatsen naar de ziekboeg. 

Gezondheidsregister

Het bijhouden van een register met de gezondheidsdata van de dieren wordt sterk aangeraden zodat een overzicht van de gezondheid en behandelingsstatus van individuele dieren en groepen aanwezig is op het bedrijf (Edwards, 2010; Pardon et al., 2012). Dit register kan volgende informatie bevatten:

-Welke dieren staan er momenteel onder behandeling en welke behandeling krijgen ze?

-Welke dieren zijn regelmatig ziek?

-Wat zijn de vaccinatieprotocollen voor de verschillende ziektes en welke (groep van) dieren dient gevaccineerd te worden?

-Voor dieren die op de weide gaan: wanneer moet geroteerd worden (elke 2 tot 6 weken) of behandeld worden tegen endo- en ectoparasieten?

-Wanneer moeten de koeien door een desinfectiebad gaan?

-Hoe is de uiergezondheid van de lacterende dieren?

Management van het kalven

De periode rond kalving is een zeer kritische periode voor de koe, welke een tijdelijke daling in haar immuniteit meemaakt, en voor het pasgeboren kalf, dat geboren wordt zonder verworven immuniteit. Daarom moet voldoende aandacht besteed worden aan het management van kalven om te vermijden dat ziekte overdracht plaatsvindt via direct of indirect contact (Klein-Jöbstl et al., 2014).

Afkalfbox

De afkalfbox is de ruimte waar de koe voor korte tijd verblijft voor en na de kalving en die nooit gebruikt wordt om zieke dieren in onder te brengen. In de afkalfbox is er bij voorkeur geen contact met andere dieren, hoewel visueel contact aangeraden wordt voor het verminderen van stress (Svensson et al., 2003). Voor en na de kalving dient de afkalfbox gereinigd en ontsmet te worden (Gorden & Plummer, 2010). Daarom dient de afkalfbox na elk gebruik leeg te zijn. Het gebruik van specifieke kledij en schoeisel, wassen van de handen voor en na elk contact met de dieren en specifiek materiaal dat enkel in de afkalfbox wordt gebruikt wordt aangeraden, zoals in de quarantaine en de ziekenboeg.

Wanneer kalveren niet via de natuurlijke weg kunnen geboren worden, wordt een keizersnede uitgevoerd door de dierenarts. Voor deze kalving zijn gelijkaardige bioveiligheidsmaatregelen van kracht: een afzonderlijke gereinigd en ontsmette ruimte zonder contact met ander rundvee en het gebruik van bedrijfsspecifieke kledij door de dierenarts.

Hygiëne tijdens de kalving

Het is aan te raden dat de veehouder steeds aanwezig is op het moment van kalving. De handen en alle obstetrisch materiaal dient gereinigd en ontsmet te zijn voor en na elke kalving.  Voorafgaand aan een natuurlijke kalving wordt de uier en vulva van de koe gereinigd en ontsmet (Meganck et al., 2015). Na de kalving worden de foetale membranen en weefsels verwijderd van de kalvingsplaats en men dient er bedacht op te zijn dat de hond (indien aanwezig) niet van deze weefsels en membranen eet (Anderson et al., 2000; Wouda, 2000).

Onmiddellijk na de geboorte wordt de navel van het kalf gedipt in een vers ontsmettingsmiddel in een schoon recipiënt. Een ontsmettingsspray kan eveneens gebruikt worden maar dan moet men er zeker van zijn dat de gehele navel gesprayd wordt en enkel gemanipuleerd wordt met schone en ontsmette handen (Mee, 2008; Gorden & Plummer, 2010). Behalve voor zuigende kalveren, worden pasgeboren kalveren van de moeder weggehaald binnen een uur na de geboorte (Maunsell et al., 2011; Gorden & Plummer, 2010).

Een koe die geaborteerd heeft moet aanzien worden als een ziek dier en bijgevolg in de ziekenboeg ondergebracht worden totdat de reden van abortus bekend is.

Management van de kalveren

Biest

Aangezien kalveren geboren worden zonder verworven immuniteit, is de opname van voldoende maternale antistoffen via de biest binnen de eerste levensuren cruciaal (Harp & Goff, 1998; Mohammed, 1999). De toediening van de biest dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

-Een voldoende grote hoeveelheid van biest dient toegediend te worden, t.t.z. 20 gram IgG antistoffen (Klein-Jöbstl et al., 2014). De concentratie aan IgG antistoffen in de biest kan bepaald worden op verschillende manieren en hangt ondermeer af van de leeftijd en het type van de koe. Aangezien melkvee grote hoeveelheden melk produceren, is de concentratie aan maternale antistoffen lager en dient meer biest toegediend te worden in vergelijking met de toediening bij vleesvee.

-De biest van de beste kwaliteit wordt bekomen van de 1e melking. De biest van de eigen moeder wordt verkozen boven biest van andere koeien en verse biest wordt verkozen boven diepgevroren biest. Diepgevroren biest mag nooit ontdooid worden in de microgolfoven maar in warm water van 40-45°C daar antistoffen kapot gaan bij temperaturen boven 50°C. Het gebruik van biest van andere bedrijven wordt niet aangeraden aangezien de maternale antistoffen in de biest van de moeder of andere koeien in de kudde een betere weergave zijn van de immuniteit van de kudde dan de biest van andere bedrijven. Bovendien is er de mogelijkheid dat ziekteverwekkers doorgegeven worden via de biest (bv. paratuberculose).

-De opname van antistoffen in de maag van de kalveren daalt snel. Daarom dient de benodigde hoeveelheid biest binnen de 6 uur na de geboorte toegediend te worden (Gulliksen et al., 2009).

-Door de kleine capaciteit van de lebmaag, dient biest regelmatig toegediend te worden om doorstroming naar de onderontwikkelde pens te vermijden. Om deze reden wordt de biest best niet on één keer gegeven maar wordt het best gespreid over meerdere voederbeurten (Gorden & Plummer, 2010). Tussen voederbeurten wordt de biest best bewaard in de ijskast.

-Het materiaal dat gebruikt wordt, zoals flessen en tubes voor biesttoediening, dienen gereinigd en ontsmet te worden na elk gebruik.

Huisvesting kalveren

Tijdens hun eerste levensweken worden kalveren best gehuisvest in individuele kalverhutten zonder fysiek maar met visueel contact met andere kalveren (Klein-Jöbstl et al., 2014). De kalverhutten moeten tochtvrij zijn en geplaatst zijn op een verharde en eenvoudige te reinigen ondergrond (Lundborg et al., 2005). Men moet er op letten dat urine en uitwerpselen niet kunnen verspreiden van de ene hut naar de andere.

Wanneer de kalveren hun individuele huisvesting verlaten, worden ze best gehergroepeerd naar groepen van 7-10 kalveren van eenzelfde leeftijd. Zowel de individuele huisvesting als de groepshuisvesting dient grondig gereinigd, ontsmet en uitgedroogd te worden alvorens het gebruikt wordt voor nieuwe dieren. In de groepshuisvesting mag het niet mogelijk zijn contact te hebben met andere groepen.

Voederen van de kalveren

Kalveren dienen melk te krijgen in hun eigen en altijd dezelfde emmer. Dit kan eenvoudig gedaan worden door de kalverhutten/boxen en de emmers te nummeren. Na elke voedingsbeurt dienen de emmers gereinigd te worden en ondersteboven geplaatst te worden tot het volgende gebruik om te vermijden dat stof, water, vliegen,... in de emmers terecht komen. Het voederen van kalveren met melk van koeien die onder antibioticabehandeling staan is ten stelligste afgeraden (Virtala et al., 1999).

Melkveemanagement

Onderhoud van materiaal

Een optimaal melkveemanagement start met het goed functioneren van alle materiaal. Een jaarlijks onderhoud en de controle van het melkmateriaal dient uitgevoerd te worden door een statische (zonder het melken van koeien) en dynamische (terwijl koeien gemolken worden) meting. Een dynamische test evalueert zowel het melkproces door de machine als de veehouder waardoor dit de enige test is die een compleet overzicht geeft van het goed functioneren van het melkproces. De frequentie waarmee de speenvoeringen vervangen dienen te worden hangt af van het type: rubberen en silicone speenvoeringen worden best na 2500 en 10000 melkbeurten respectievelijk vervangen.

Melktechniek

Een optimale melktechniek is de volgende cruciale factor in het melkmanagement. Volgende aanbevelingen zijn voornamelijk gericht op manuele melkingen maar kunnen ook toegepast worden op melkingen met een robot:

-De veehouder dient steeds zijn/haar handen te wassen en ontsmetten en/of handschoenen te dragen alvorens te starten met melken

-De spenen dienen droog gereinigd worden voor het melken met een schone doek. Wanneer spenen ook ontsmet worden voor melken, dienen de spenen gedroogd te worden na de ontsmetting. Ontsmetting van de spenen gebeurt best na verwijderen van de speenvoeringen

-Voormelk moet visueel nagekeken worden

-Het materiaal dat gebruikt werd tijdens het melken en de melkstal dient gereinigd te worden na het melken

-Tussen koeien in dient het materiaal ontsmet te worden, bij voorkeur met stoom of water van minstens 75°C

Melkmanagement

Koeien worden best gemolken in de beste condities door het optimaliseren van hun comfort en hygiëne:

-De flanken, uiers en starten worden best geschoren

-Men respecteert best de hiërarchie binnen de kudde om stress te vermijden maar wel rekening houdend met het feit dat zieke lacterende dieren (bv. mastitis) bij voorkeur als laatste gemolken worden

-Na het melken blijven de speenopeningen nog open voor 30 tot 60 minuten. Het wordt daarom aangeraden om de koeien recht te houden voor minimaal 30 minuten na melken. Hierbij kan het helpen om vers voeder te voorzien aan het voederhekken

-Wanneer koeien gehuisvest zijn in stallen met een roostervloer, zijn best rubberen matten of iets gelijkaardige aanwezig in de rustplaatsen zodat de dieren niet moeten neerliggen op de roostervloer

-Koeien met chronische subklinische mastitis worden best verwijderd van de kudde en een bacteriologisch onderzoek van alle uiers van de koeien wordt best minstens een keer per jaar bekeken.

Management van volwassen rundvee

Hoewel volwassen runderen minder gevoelig zijn voor ziekte dan kalveren, wordt de infectiedruk best zo laag mogelijk gehouden. Bijgevolg worden de stallen van het volwassen rundvee best minimaal twee keer per jaar leeggemaakt, gereinigd en ontsmet. Voor er opnieuw dieren in de stal komen moet deze volledig droog zijn.

Om de verspreiding van klauw-gerelateerde ziekteverwekkers te verminderen, gaan volwassen runderen best regelmatig door een klauwdesinfectiebad, afhankelijk van de infectiedruk die aanwezig is op het bedrijf.

Diergroepen

Wanneer dieren ouder worden, is leeftijd niet meer de bepaalde factor om dieren te groeperen. Echter melkvee wordt best ingedeeld naargelang hun productiecyclus. Op zijn minst worden de droogstaande koeien gescheiden van de lacterende koeien. Versgekalfde koeien worden best apart gehouden zodat hun gezondheid opgevolgd kan worden. Ook worden idealiter de eerste lactatiekoeien samen gegroepeerd, en wordt een hoge, (middelhoge) en lage lactatie koeiengroep gemaakt.

Werkorganisatie en materiaal

Ziektetransmissie van dier naar dier

Bij voorkeur worden kalveren en jongvee in een verschillende stal gehouden dan het volwassen rundvee, of op zijn minst afzonderlijk (t.t.z. geen fysiek contact en een afstand van minimaal 3 meter tussen de boxen) om ziekteverspreiding tegen te gaan via direct en indirect contact, inclusief aerosols en verspreiding via de lucht (Maunsell et al., 2011). Om indirect contact nog verder tegen te gaan, zijn dezelfde maatregelen van kracht als in de quarantaine en ziekenboeg (bv. specifieke laarzen en kledij, wassen van handen). Naalden voor infectie dienen afzonderlijk voor elke diergroep te bestaan en worden best regelmatig vervangen.

Leeftijdsgroepen

Wanneer kalveren van hun individuele huisvesting naar de groepshuisvesting gaan, worden best groepen van eenzelfde leeftijd gemaakt. Dit betekent dat een leeftijdsverschil van 1 week toegestaan is in het begin, voor oudere kalveren is een verschil van ongeveer 8 weken toegelaten (Gulliksen et al., 2009). Kalveren die geen goeie groei kennen mogen niet in een jongere groep teruggeplaatst worden, maar worden best onderzocht op de aanwezigheid van eventuele ziekte en worden daarom best geïsoleerd van de rest aangezien ze een continue bron van besmetting kunnen vormen.

Voor kalveren is de overdracht van ziekte via aerosols van het grootste belang. Om die reden is de locatie van de verschillende leeftijdsgroepen in de stal van belang. Wanneer er een specifieke richting is dat de luchtstroom volgt in de stal, en wanneer eenzelfde stal meerder leeftijdsgroepen huisvest, dient men er bedacht op te zijn dat de luchtstroom steeds van de jongste kalveren naar de oudere dieren gaat. Indien nodig kan het klimaat (temperatuur, vochtigheid) gecontroleerd worden in de stallen (Daugschies et al., 2005; Gorden & Plummer, 2010).

Om stress en letsels te vermijden kan er beslist worden om vleesvee te groeperen per geslacht (Sanderson et al., 2008).

Looplijnen

Het werd reeds aangehaald dat zieke dieren en de dieren in de quarantaine best als laatste bezocht worden. Bovendien is het aanbevolen om te werken van jong naar oud als dagelijks werkschema, t.t.z. bedrijfsspecifieke looplijnen (Maunsell & Donovan, 2009; Gorden & Plummer, 2010; Maunsell, 2011). Veehouders betwisten dit van jong-naar-oud schema regelmatig omdat het moeilijk toe te passen is, aangezien lacterende koeien eerst moeten gemolken worden alvorens de melk aan de kalveren gegeven kan worden. Dit probleem kan opgelost worden door de kalveren te voederen met tankmelk of door het melken van de koeien en het voederen van de kalveren door verschillende personen te laten uitvoeren.

Hygiënesluis

In het ideale geval is er een hygiënesluis (wisselen van kledij, wassen van de handen) aanwezig voor elke leeftijdsgroep en wordt deze correct gebruikt. Het toepassen van deze bioveiligheidsmaatregelen samen met het gebruik van leeftijdsspecifiek materiaal kan aangemoedigd worden door fysieke barrières te plaatsen tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Dit kan een verschillende stal zijn maar bijvoorbeeld ook een bankje of deur waardoor men moet passeren om naar de volgende groep te gaan.

Materiaal en ziekteverspreiding

Voor elk leeftijdsgroep is het gebruik van specifiek materiaal aanbevolen en gereedschap om te voederen mag enkel gebruikt worden voor voeder, t.t.z. geen dubbel gebruik voor het verwijderen van mest. Een onderscheid tussen het leeftijdsspecifiek materiaal en het voedermateriaal kan eenvoudig gemaakt worden door het labelen van het materiaal. Bij voorkeur is het gereedschap voor het voederen van de dieren gereinigd en ontsmet na elk gebruik. 

Het delen van materiaal dat in contact is gekomen met dieren van een ander bedrijf, zoals een voedermengwagen en de klauwkapbox, dient zoveel als mogelijk vermeden te worden. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt dit materiaal best grondig gereinigd en ontsmet alvorens op het bedrijf te komen.